De positie van de luchttoevoer ten opzichte van de luchtafvoeropeningen moet zo zijn dat:
• Voor de lucht-of rookgasafvoeropeningen van ventilatie, dampkap of gasverbrandingstoestellen, aan minstens één van de volgende twee voorwaarden is voldaan:
° ofwel bevindt de luchttoevoer zich minstens 2 m lager dan de lucht- of rookgasafvoeropening (hoogteverschil);
° ofwel bedraagt de afstand tussen de luchttoevoer en de lucht- of rookgasafvoeropening minstens 10 m. Opmerking: de afstand tussen de luchttoevoeropening en de luchtafvoeropening of schouw wordt bepaald door de kortste afstand die de lucht moet afleggen tussen beide openingen (dus rekening houdend met eventuele obstakels, zoals een uitspringende hoek tussen twee gevelvlakken).
• Voor de rookgasafvoeropeningen voor verbrandingstoestellen met een andere brandstof dan gasvormig (stookolie, hout, enz.), gelijktijdig aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
° de luchttoevoeropening bevindt zich minstens 2 m lager dan de rookgasafvoeropening (hoogteverschil);
° de luchttoevoeropening is geplaatst op een andere wand dan de rookgasafvoeropening. Bv. luchttoevoer op de gevel en rookgasafvoeropening op het dak.
Bovendien moet, zowel voor klasse 1 als voor klasse 2, de luchttoevoeropening op minstens 2 m afstand gelegen zijn van de ontluchting van afvalwaterafvoerleidingen.